30 april 2018
“Vakoverschrijdende competenties moeten vakdoordringende competenties worden”
Uitgeverij Plantyn
“Vakoverschrijdende competenties moeten vakdoordringende competenties worden”
In de reeks ‘De toekomst van ons onderwijs’ interviewen we experts uit de Vlaamse onderwijswereld. Vandaag nemen we je mee in de onderwijsvisie van Kris Van den Branden, auteur van het boek (7de druk) Onderwijs voor de 21ste eeuw: “Het curriculum moeten we fundamenteel veranderen, niet de didactiek.”
21STE EEUW
“Het onderwijs kan niet meer zijn wat het was in de 20ste eeuw”, steekt Kris Van den Branden van wal. “Want de wereld is de afgelopen vijfentwintig à dertig jaar ongelofelijk veranderd.”
“De twee grootste drijfveren van die verandering zijn wellicht de technologische revolutie en de globalisering. Zij hebben de manier waarop we leven serieus door elkaar geschud. De nieuwe (digitale sociale) technologieën overdonderen ons continu met informatie. Maar ook de manier waarop we shoppen, bankieren, vrienden maken en onderhouden is er erg door veranderd.”
Wat doen we in die 10.000 uren leerplichtonderwijs?
“De globalisering van zijn kant heeft de wereld rondom ons in korte tijd super divers gemaakt. We worden meer en meer geconfronteerd met mensen die van ons verschillen en waarmee we moeten zien samen te leven. Daarenboven heeft de geglobaliseerde hoogtechnologische wereld ons opgezadeld met nieuwe bedreigingen zoals de klimaatopwarming, een toenemend aantal etnische conflicten, overbevolking en schaarste aan grondstoffen.”
Die grote veranderingen kunnen niet anders dan een impact hebben op ons onderwijs. Kris Van den Branden: “De pregnante vraag die we moeten stellen is: wat moeten kinderen in het leerplichtonderwijs precies doen en leren om klaar te zijn voor die wereld? Om in staat te zijn met de overvloed aan informatie, de sociale diversiteit en de nieuwe wereldproblemen om te gaan?”
CURRICULUM
Om ons aan te passen aan de 21ste-eeuwse realiteit moeten we een aantal zaken fundamenteel veranderen. Het zwaartepunt van die aanpassingen ligt volgens professor Van den Branden op het curriculum. Daarin moeten we andere zaken op de voorgrond plaatsen, meer bepaald de 21ste-eeuwse sleutelcompetenties zoals:
-
kritisch leren omgaan met een overvloed aan informatie,
-
leren leren,
-
probleemoplossend leren werken,
-
samenwerken met mensen die van jou verschillen,
-
flexibel leren inspelen op veranderingen,
-
met moderne technologieën omgaan,
-
je eigen leven en leren zelfregulerend kunnen aansturen,
-
creatief denken.
‘Maar dat zijn toch geen typisch 21ste-eeuwse competenties?’ reageren velen dan. ‘In de vorige eeuw en eeuwen moesten kinderen die toch ook verwerven?’ “Akkoord”, zegt Kris Van den Branden, “maar in de 21ste eeuw zijn die competenties veel crucialer geworden. Niet alleen voor de arbeidsmarkt maar ook voor het maatschappelijke en persoonlijke leven.”
Maar die competenties horen toch al een tijdje tot ons curriculum? “Inderdaad, ze horen bij de vakoverschrijdende eindtermen”, zegt Kris Van den Branden. “Vrijblijvende zaken waar je als leerkracht aan mag werken als je je vakdoelen hebt bereikt en je nog wat tijd over hebt. Met als gevolg dat de inspectie ze minder streng controleerde.”
Vakdoordringende competenties
“In de éénentwintigste eeuw mogen die competenties geen vrijblijvende opties meer zijn. Neen, ze moeten de kern vormen van het curriculum. Van vakoverschrijdende competenties moeten het vakdoordringende competenties worden.”
“Moet je daarvoor nieuwe vakken inrichten? Neen, die competenties moeten in alle leergebieden en in alle vakken terugkomen. Leerkrachten zouden er in elke les moeten aan werken. Daarom hoop ik dat meer en meer leerkrachten - leerkrachten aardrijkskunde, wiskunde, PAV of praktische beroepsvakken - ervan doordrongen geraken. Dat ze hun vak gebruiken om vaardigheden aan te leren zoals omgaan met informatie en kennis, probleemoplossend denken, creatief samenwerken, enzovoort.”
Scholen wachten niet af
Volgens Kris Van den Branden zijn we op de goede weg. Hij ziet immers steeds meer onderwijssystemen de sleutelcompetenties vooraan plaatsen in hun eindtermen en nieuwe curricula. “En afgaande op de lekken in de Vlaamse pers”, vervolgt Kris Van den Branden, “zullen ook de nieuwe Vlaamse eindtermen een veel groter gewicht toekennen aan dat soort transversale, vakoverschrijdende of in mijn woorden, vakdoordringende sleutelcompetenties. De kans dat we mensen afleveren die echt wel klaar zijn voor het leven vandaag wordt daardoor groter.”
Naar aanleiding van de publicatie van het boek Onderwijs in de 21ste eeuw gaf Kris Van den Branden al meer dan 150 lezingen over heel Vlaanderen. “Wat opvalt is dat veel van die scholengemeenschappen niet wachten op nieuwe eindtermen en decreten om te timmeren aan het onderwijs van de 21ste eeuw. Ik zie ongelofelijk veel bereidheid, daadkracht en geëxperimenteer.”
“Zo werk ik bijvoorbeeld samen met een aantal secundaire scholen die de vijf complementaire uren van hun eerste graad volledig reserveren voor vakoverschrijdende projecten. Binnen die projecten combineren ze verschillende vakken en zetten ze de sleutelcompetenties voor de 21ste eeuw centraal. Dat is prachtig om te zien. Voorts zie ik dat veel basisscholen hard nadenken over de functie van het rapport en hoe ze kunnen omgaan met evaluatie en feedback. Kortom, bij veel scholen is de euro gevallen. Ze beseffen dat praktijken van vroeger zeker hun waarde hebben maar dat ze niet meer zijn aangepast aan wat kinderen vandaag willen en nodig hebben.”
DIDACTIEK
En de didactiek dan? Moet we ook die niet aanpassen aan de nieuwe 21ste-eeuwse jongeren voor wie snapchatten, vloggen en facetimen net zo alledaags is als tandenpoetsen of boterhammen smeren?
“Neen”, zegt Kris Van den Branden. “De didactiek moet niet fundamenteel veranderen. Wat sommigen ook beweren, jongeren leren niet wezenlijk anders dan vijfentwintig jaar geleden. Zelfs niet anders dan in de Romeinse oudheid. Een periode van vijfentwintig jaar en zelfs 2.000 jaar is immers veel te kort om ons brein en onze manier van denken en leren te veranderen. Neurologen beweren dat je daarvoor 25.000 jaar nodig hebt.”
Het wordt duidelijker wat werkt en niet werkt
Een krachtige didactiek is gebaseerd op dezelfde alom gekende principes die ook in de 20ste eeuw van kracht waren: actief leren, gradueel opbouwend leren, gecontextualiseerd leren, afwisseling tussen theorie en praktijk en tussen actie en reflectie, een goede integratie van kennis en vaardigheden, gedifferentieerde feedback, enzovoort. “Die principes zijn niet nieuw en niet 21ste-eeuws”, zegt Kris Van den Branden. “Alleen verschijnt er steeds meer onderzoek dat bevestigt dat die principes wel degelijk werken.”
En toch, als we ons willen aanpassen aan de veranderende wereld zullen we op het vlak van didactiek twee grote aanpassingen moeten maken. “Ten eerste”, betoogt Kris Van den Branden, ”net zoals de wereld globaliseert zou ook het onderwijs moeten globaliseren en grenzen doorbreken. In de wereld buiten de school is dat nu al het geval. Handel, diensten, informatieoverdracht, geld, enzovoort - er is geen grens die niet doorbroken wordt. En de school? Die scheidt zich nog steeds af van de buitenwereld en behoudt haar strakke rigide structuur met kunstmatige opdelingen in vakken en leerjaren.”
Muren slopen
“Ik pleit ervoor om die schotten en zelfs de betonnen muren te doorbreken omdat ze de ontwikkeling van de leerdoelen en sleutelcompetenties in de weg staan. Onlangs gebruikte ik in een presentatie een Brits citaat uit 1967 - vijftig jaar geleden dus: ‘De strakke opdeling van ons onderwijs in vakken staat enerzijds de intellectuele ontwikkeling van onze kinderen en anderzijds een fris eigentijds interessant onderwijs in de weg.’”
“Neem bijvoorbeeld probleemoplossend denken. In het leven buiten de school zijn er maar heel weinig problemen die je met kennis uit één vak kunt oplossen. Wiskundige, talige en economische kennis gebruiken mensen veelal door elkaar om authentieke problemen op te lossen. Als de leiding van een jeugdbeweging bijvoorbeeld een planning opmaakt voor een zomerkamp, combineert ze kennis uit verschillende domeinen: financiën, sport, transport, de levering van voedsel, wat doen de kinderen graag, enz. In het onderwijs lukt dat vaak niet omdat de vakkenscheiding dat in de weg staat.”
“Nog een voorbeeld. We hebben altijd de mond vol over gepersonaliseerde feedback en uitdagende taken op het niveau van de leerling. Maar toch blijven we onze leerlingen in rigide leeftijdsgroepen stoppen. Leerlingen zitten de hele tijd samen met anderen die toevallig in hetzelfde geboortejaar zijn geboren. Daardoor zijn ze verplicht op precies hetzelfde tempo te leren als de andere kinderen in de klas. Zo werkt leren natuurlijk niet. Het is niet omdat je kinderen samen in een klas zet dat ze daarom dezelfde leerbehoeften hebben.”
Structureel gebrek aan overleg tussen leerkrachten
De oplossing? “Je moet de moed hebben om die klasgroepen af en toe uit mekaar te halen en om kinderen op hun niveau gedifferentieerde feedback en ondersteuning te geven”, vervolgt Kris Van den Branden.
“Ik zie scholen die dat wel proberen. De ene kleinschalig, de andere wat grootschaliger. Wat je dan merkt is dat de leerkrachten soms botsen tegen de structuren waarin ze gevangen zitten. En dat het hen structureel ontbreekt aan ruimte om met andere leerkrachten te overleggen en samen te werken.”
“In tegenstelling tot Finland drukt men de taakbelasting van Vlaamse leerkrachten nog steeds uit in het aantal uren dat ze moeten lesgeven. Mocht er binnen die taakinvulling van leerkrachten structureel ruimte zijn voor co-teaching, voor klasoverschrijdende projecten, voor professionalisering, voor overleg, voor samen lessen voorbereiden, dan zouden we de zaak al een heel stuk verbeteren.”
AUTONOMIE
Scholen hebben meer vrijheid dan ze denken
Toch ziet Kris Van den Branden een aantal scholen die al werken aan de flexibilisering van het onderwijs. “Onlangs stelde onderzoekster Bieke De Fraine (KU Leuven) een project voor met scholen die de strakke scheiding van vakken en leerjaren doorbraken. Ze vertelde dat sommige van die scholen op een bepaald moment schrik begonnen te krijgen. Angst dat wat ze aan het doen waren indruist tegen de regelgeving.”
“Men heeft aan onderzoekers van de KU Leuven gevraagd waar dat het geval was. Hun antwoord: nergens. Conclusie? De regelgeving is minder streng dan vele scholen geloven. Scholen hebben de vrijheid om leerlingen uit dat leerjarensysteem te halen. Om al dan niet examens te organiseren met kerst. En om minder strak met de vakken om te gaan. Het is aan hen om die vrijheid te nemen. Maar ik ben wel de eerste om te zeggen dat je scholen daarin moet ondersteunen. En daar mangelt het in Vlaanderen wel eens aan zoals de invoering van het M-decreet heeft aangetoond.”
Wat leerkrachten en scholen voorts tegenhoudt op weg naar flexibeler onderwijs is de infrastructuur van de scholen. Het zijn letterlijk de betonnen muren die hen ervan weerhouden om meer samen te werken. “Scholen die bouwen denken daar heel bewust over na”, zegt Kris Van den Branden. “Ze zoeken naar creatieve manieren om die muren te doorbreken. Bijvoorbeeld door uitschuifbare wanden te voorzien in grote ruimtes zodat je ze naargelang de nood kunt indelen in kleine lokalen. Scholen kiezen ook meer voor verplaatsbare tafels en stoelen zodat je leerlingen gemakkelijk in kleine en dan weer grote groepen kunt samenbrengen.”
Leerkrachten zijn dé onderwijsexperts
Maar, infrastructuur is niet de kern van de zaak. Je kunt er nog zo creatief mee omgaan, onderzoek wijst uit dat het nog altijd de leerkrachten zijn die het grootste verschil maken. “Zij, en niet de computer, dirigeren de leerprocessen”, zegt Kris Van den Branden. “Zij zetten jongeren aan tot leren en brengen hen tot grensverleggende ontwikkeling. Ook in de 21ste eeuw blijft leerkracht dus een ontzettend uitdagend en dankbaar beroep.”
MEER LEREN
Kris Van den Branden, Onderwijs voor de 21ste eeuw, Acco, 2015