25 februari 2019
“Eerst leren rekenen, schrijven en lezen. Dan pas praten over burgerschap.”
Uitgeverij Plantyn
“Eerst leren rekenen, schrijven en lezen. Dan pas praten over burgerschap.”
In de reeks ‘De toekomst van ons onderwijs’ geven we het woord aan experts uit de Vlaamse onderwijswereld. In dit opiniestuk geeft prof. dr. Wouter Duyck zijn visie op de accentverschuiving in ons onderwijs van cognitieve naar maatschappelijke vaardigheden. Vindt die beweging werkelijk plaats? Wat zijn de effecten? En moeten we ons daarover verheugen of zorgen maken?
COGNITIEVE VAARDIGHEDEN
De val op de Europese tabellen
Een eenzame strijd. Zo ervaart prof. dr. Wouter Duyck zijn inmenging in het onderwijsdebat wel eens. Daarin verzeilde de cognitief psycholoog een vijftal jaar geleden, toen toenmalig minister van onderwijs Pascal Smet de brede eerste graad wilde invoeren. Een interessante denkoefening, vond Duyck. Alleen, het verbaasde hem welke conclusies eraan verbonden werden rond het effect op de leerprestaties. Die zouden bij elke leerling verhogen, werd algemeen gesteld. Verwonderlijk, vond de cognitief expert vanuit zijn onderzoeksveld. Hij engageerde zich om de discussie te voeden met een aantal wetenschappelijke inzichten en data.
Wat vertellen ons die data? Wouter Duyck neemt er allereerst het PIRLS-onderzoek bij dat leerlingenprestaties in begrijpend lezen internationaal vergelijkt. “De resultaten daarvan kwamen vorig jaar uit. Voor Vlaanderen waren die dramatisch. Onze tienjarigen staan op drie na laatst in de Europese lijst.” Ook op de PISA-test die de leesvaardigheid en de wiskundige en wetenschappelijke geletterdheid van vijftienjarigen meet, waren de scores op Vlaams niveau verre van bemoedigend. “In PISA 2015, de laatste test, gingen we er in alle leerdomeinen op achteruit. We zitten in een onmiskenbare tendens van dalende prestaties.”
Lesuren bijmaken, wil ook zeggen: lesuren schrappen
Daarbij valt Duyck een parallelle tendens op: ons onderwijs lijkt systematisch minder aandacht te besteden aan cognitieve vaardigheden of foundation skills zoals ze in het Engels worden genoemd. De lesuren die in ons onderwijs gaan naar klassieke leervaardigheden als rekenen, lezen en spreken nemen stelselmatig af. “Ik geef je een voorbeeld uit het secundair onderwijs. Daar heeft de marktleider, het katholiek onderwijs, beslist om een vak ‘mens en samenleving’ in te richten. Naast het vak levensbeschouwing dat al twee uur in de week inneemt. Daarvoor wordt dan een uur Nederlands uit het leerprogramma weggeknipt.”
“Dat zou allemaal geen probleem zijn, mochten de resultaten op hetzelfde niveau blijven”, verduidelijkt Duyck. “Maar dat is helaas niet het geval. Laat ik teruggaan naar het PIRLS onderzoek. De tijd die het basisonderwijs besteedt aan begrijpend lezen, is van 2006 tot 2016 gedaald van 15% naar 9%. Bijna een halvering van de onderwijstijd is dat. Is het dan verwonderlijk dat de scores achteruitgaan?”
‘Leren’ wordt te veel ‘leven’
Waarom het onderwijs ervoor kiest om klassieke vaardigheden in te perken ten voordele van maatschappelijke vaardigheden? Duyck schrijft het toe aan een algemene tendens in onze Vlaamse samenleving. “Het is volop mode om in de pers en in de politiek alle maatschappelijke uitdagingen op het bord van de scholen te schuiven. Genderrollen, radicalisering, het klimaat … Daar mag het onderwijs vork en mes in zetten. De curricula van scholen raken zodanig overladen dat cognitieve vaardigheden erbij inschieten.”
Goed, we verliezen wat aan klassieke kennis. Maar valt er toch niets te zeggen voor dat accent op het sociale? Worden onze kinderen niet méér betrokken bij de samenleving door hen wat maatschappelijk bewustzijn bij te brengen? “Logische reflex”, zegt Wouter Duyck, “maar daarmee spannen we de kar voor het paard. Natuurlijk zijn zaken als burgerschap belangrijk. Maar we weten uit onderzoek dat juist cognitieve vaardigheden de beste predictoren zijn van een hele reeks gevorderde outcomes als ondernemerschap, gezonde politieke attitude, klimaatbewustzijn … Hoe tegenstrijdig is het niet? Leraars leggen aan hun leerlingen uit wat een goede burger zou moeten zijn, maar intussen kunnen diezelfde leerlingen de krant niet meer deftig lezen.”
“Je kan zoveel cursussen geven tegen extreem rechts”, gaat Duyck verder, “als mensen niet opgeleid zijn, dan hebben die cursussen weinig nut. Onderzoek geeft aan dat het net cognitieve vaardigheden zijn die ervoor zorgen dat mensen genuanceerd leren denken, niet radicaliseren, geen extremistische standpunten innemen. Laat leerlingen tellen, schrijven, lezen en ze zullen vaker boeken lezen, zich beter informeren, vaker participeren in het verenigingsleven en zich vaker politiek engageren.”
COGNITIEVE AMBITIE
Het deficit van de zesjescultuur
Het onderwijs verleert zijn Pappenheimers, vindt Duyck. Bovendien stelt de onderzoeker naast een achteruitgang in de cognitieve vaardigheden ook een gebrek aan cognitieve ambitie vast. “Waar is de tijd dat het onderwijs nog het onderste uit de kan probeerde te halen bij leerlingen? Een zes op tien blijkt tegenwoordig goed genoeg. Veelgehoord commentaar: we moeten niet te veel druk leggen, een negen op tien is echt niet nodig. Terwijl voor de ene leerling een zes op tien een goed resultaat is, maar voor de andere helemaal niet. Aan de bovenkant wordt veel te weinig getrokken.”
De bovenkant, dat is voor Duyck meer dan de top vijf van de klas. “Het gaat over al die leerlingen die op hun sloffen zes op tien halen, maar misschien wel een zeven zouden kunnen halen. Uit macro-economisch onderzoek weten we dat het verschil tussen een zes of zeven voor wiskunde van grote invloed kan zijn op de carrière die leerlingen later neerzetten. Die kleine winst die je kan boeken, heeft een enorme impact op carrières, salarissen en economische activiteit.”
Vooral onze sterke leerlingen boeren achteruit
Dat men aandacht geeft aan kwetsbare kinderen, vindt Wouter Duyck absoluut een goede zaak. Maar de opvatting dat ons onderwijs vooral onderpresteert op het vlak van kansengroepen en ongekwalificeerde uitstroom, spreekt hij tegen. “In internationale vergelijkingen zie je dat we vooral aan de top achteruitgaan, niet aan de staart. Dat komt omdat we sterke leerlingen onvoldoende uitdagen. Daar moeten we echt aan werken. Hoe? Kinderen zouden zich bijvoorbeeld moeten kunnen bijscholen om deel te nemen aan een fysica- of wiskundeolympiade. Misschien is ook een ASO+ afdeling een denkpiste. Daar zou je leerlingen die nu op hun honger blijven zitten echt kunnen motiveren. En waarom niet het laatste half uur van de klassenraad spenderen aan de dingen die je kan doen voor de primussen in de klas?”
Het onderwijs heeft de plicht om alle leerlingen maximaal uit te dagen, citeert Duyck uit het kinderrechtenverdrag. Doen we dat niet voor onze sterke leerlingen, dan verzaken we ten dele aan onze maatschappelijke verantwoordelijkheid. “Onze koolmijnen zijn dicht. De meeste autofabrieken in Vlaanderen sluiten. De belangrijkste grondstof die wij hier hebben, zijn onze grijze cellen. Als we een kenniseconomie willen zijn, dan moeten we bedrijven hebben die hoogtechnologische producten of diensten op wereldniveau afleveren. Naar Aziatische leermethodes wil ik niet, maar het is een illusie te denken dat we onze toppositie in innovatie en technologie zullen behouden als we op deze manier verdergaan.”
PRESTATIEMOTIVATIE
Vacature: leerling die wil presteren
Dan moeten natuurlijk ook onze leerlingen zelf willen presteren. En daar wringt een volgend paar schoenen. “Het laatste PISA-onderzoek heeft voor het eerst ook de prestatiemotivatie bij leerlingen gemeten: hoe gemotiveerd zijn leerlingen om bij de besten van de klas te zijn, om het goed te doen op examens, om naar de universiteit te gaan. Wat blijkt? Onze Vlaamse leerlingen hebben vandaag de laagste prestatiemotivatie van heel de OESO.”
Daarin leest Duyck de bevestiging van zijn ‘zesjescultuur’. De drive om te presteren lijkt verdwenen, in alle lagen van de bevolking. Ouders berispen hun kind niet meer bij een slecht rapport. Gemiddeldes zijn uit de tabellen verdwenen. Lachende en droeve gezichtjes vervangen telsystemen. “Ik deed laatst nog een poll bij directieleden. Zij geven liever al hun leerlingen een zes, dan sommigen een vijf en anderen een negen. Dat is een mentaliteit die er langzaam is ingeslopen”, stelt Duyck vast, “Ik spreek niet voor niets over een zesjescultuur. Het wordt een moeizaam proces, maar we moeten daar echt van af. Ik merk dat veel leerkrachten mij daarin ook steunen.”
Bepamperen vanuit de verkeerde motivatie
De ironie is volgens Duyck: het overmatig beschermen van onze leerlingen tegen te hoge verwachtingen is op niets gestoeld. “We gaan er met z’n allen van uit dat – wanneer je de lat hoog legt voor leerlingen – die leerlingen ook automatisch minder gelukkig zijn. Het omgekeerde is waar. Onderzoek staaft dat leerlingen die meer gemotiveerd zijn om te presteren, zich juist beter voelen op school. Ze rapporteren een hoger welbevinden dan leerlingen die minder geneigd zijn om te presteren.”
De paradox: uit angst voor negatieve effecten, verliezen we ook de positieve. “Sommige leerlingen halen hun motivatie net uit cijfers. Zij vinden het leuk om te zien hoe goed ze het hebben gedaan. Een drie op tien kan demotiverend zijn. Absoluut. Maar het gaat er vooral om hoe je daar als leerkracht mee omgaat. Je zet een kind met een slecht cijfer niet te kijk voor de klas. Je geeft feedback en maakt dat kind voor een stukje ook weerbaarder. Het is een vergissing om van de school een ideale wereld te willen maken. Later komt het echte leven er aan.”