9 juni 2022
Was het nu sowieso of zowiezo? 10 veelgemaakte taalfouten in het middelbaar
Secundair Onderwijs
Was het nu sowieso of zowiezo? 10 veelgemaakte taalfouten in het middelbaar
Sowieso of zowiezo: ook in het hoger onderwijs maken taalfouten als deze nog vaak het verschil tussen een buis en een 10 op 20. Reden te meer om je leerlingen nog eens goed te drillen voor ze de middelbare schoolbanken voorgoed verlaten. Krijg jij deze 10 veelgemaakte taalfouten uit hun systeem?
1. Als of dan
Ik ben slimmer als hij? Niks van: jij bent slimmer dan hij! Wanneer er sprake is van een ongelijkheid, gebruik je altijd dan. Zijn jullie even slim, dan zeggen we als: ik ben even slim als hij.
2. Die of dat
Na een het-woord volgt altijd het betrekkelijk voornaamwoord dat. Op een de-woord volgt die. We zeggen dus niet: het meisje die ik ken, maar wel: het meisje dat ik ken.
3. Hun of hen
Hun is een meewerkend voorwerp, hen een lijdend voorwerp. Maar wat is het verschil ook alweer? Kort samengevat: hun gebruik je als je in gedachten voor of aan ervoor kan plaatsen. In alle andere gevallen gebruik je hen. Dus niet: ik help hun, maar wel: ik help hen.
4. Noemen of heten
Tik je leerlingen op de vingers als ze zeggen dat hun hond Fifi noemt. Die hond heet Fifi!
5. Moest of mocht
Denkbeeldige scenario’s verwoorden we met mocht in plaats van moest. Zeg dus liever: mocht ik al het geld van de wereld hebben, in plaats van: moest ik al het geld van de wereld hebben.
6. Jou of jouw
Jouw is een bezittelijk voornaamwoord. Het betekent zoveel als van jou. Je gebruikt het dus niet in zinnen als: ik ga jou een bericht sturen. Maar wel: ik heb jouw boek gelezen. Want dat boek is van jou!
7. Wil of wilt
Hij wilt mijn lief worden? Nee: hij wil je lief worden. Het werkwoord willen vervoegen we in de 3de persoon enkelvoud (hij, zij, het) nooit met een t.
8. Zelf of zelfs
Waar zelf slaat op ‘in eigen persoon’, verwijst zelfs naar ‘sterker nog’ of ‘tegen alle verwachtingen in’. Je maakt een groepswerk dus liever zelf. Zelfs als je dan een nachtje door moet doen!
9. Men of mijn
Men (3de persoon enkelvoud, persoonlijk voornaamwoord) is iets helemaal anders dan mijn (1ste persoon enkelvoud, bezittelijk voornaamwoord). Je zegt dus: mijn papa stuurt een bericht, en niet: men papa stuurt een bericht.
10. D of dt
Tot slot nog de eeuwige klassieker die niet in dit lijstje mag ontbreken: dt-fouten. En die regels hoeven we jou vast niet uit te leggen. Je leerlingen daarentegen … Veel succes!