26 juli 2019
‘Onze onderwijzers zouden even grote vakdeskundigen moeten zijn als onze artsen.’
Uitgeverij Plantyn
‘Onze onderwijzers zouden even grote vakdeskundigen moeten zijn als onze artsen.’
GEEN STAP VOORUIT
De laatste vijf jaar verheft hij zijn stem niet vaak meer, zegt onderwijsexpert en professor emeritus Jan Van Damme. Tenslotte is hij met pensioen. Maar nu hij bij onderwijsmakers opnieuw weinig animo zag om een aantal recente evoluties te onderzoeken, kon hij het naar eigen zeggen niet laten.
Kortgeleden liet Jan Van Damme zich nog behoorlijk categoriek uit in de pers over de kwaliteit van ons onderwijs en zijn personeel, en kreeg daarbij ook kritiek. “Ik weet dat mijn boodschap soms onprettig aanvoelt”, stelt de professor emeritus onomwonden. “Maar ik heb twintig geleden al de aandacht gevraagd van koepelverantwoordelijken en vakbondsleiders om iets aan de situatie te doen. Zie ik dan na zoveel jaren dat we nog geen stap vooruit zijn, dan moet ik wel een ander discours bedenken.”
ONDERWIJSNIVEAU
Meer democratisering, minder kwaliteit
Als we dus vragen naar Van Dammes grootste bezorgdheid over het onderwijs, vat hij die zonder veel omwegen samen: “Alles heeft natuurlijk met elkaar te maken: het tanende prestige van het onderwijs, de geringe aantrekkelijkheid van de job en het mijns inziens ronduit amateuristische en onprofessionele onderwijsbeleid. Maar wat mij nog het meeste zorgen baart, is de kwaliteit van het onderwijspersoneel in onze basisscholen en in de lagere klassen van het middelbaar. Die is de laatste decennia alleen maar gedaald. Onderwijzers en regenten zoals ze vandaag afstuderen, zijn niet meer in staat om ons hele onderwijs naar behoren te verzorgen.”
De democratisering van het onderwijs heeft volgens de onderwijsexpert een ongewenst neveneffect gehad op het niveau van kandidaat-leerkrachten. “In de jaren ’50, ’60 stonden artsen en onderwijzers in cognitief opzicht nog op hetzelfde niveau. Alleen koos de één voor een universiteitsopleiding en de ander, vaak om externe redenen, voor een opleiding aan de ‘normaalschool’. Toen lag de kwaliteit van de instroom nog hoog. Maar waar de verantwoordelijken voor het hoger technisch en economisch onderwijs zo verstandig zijn geweest om hun opleiding naar het niveau van hun leerlingen te brengen, hebben de onderwijsleiders dat nagelaten. Dus bestaat er nu bijvoorbeeld wel een universitaire master industrieel ingenieur of handelswetenschappen, maar is het onderwijs in de hogescholen gebleven.”
“En geleidelijk aan heeft het vak een zwakkere naam gekregen. Ik zeg het echt niet graag, maar als ik nu ergens in een lagere school kom, dan duurt het geen vijf minuten voor de directeur begint te klagen over het niveau van de nieuwe leerkrachten. En kom ik in opleidingen, dan beginnen ze te zuchten over de instroom.”
Opleiding op academisch niveau
Het niveau van leerkrachten omhoog brengen, is voor Van Damme van doorslaggevend belang om diepgaand in te grijpen op de globale kwaliteit van ons onderwijs: smarter teachers make smarter students. “Waarom ik het dan vooral heb over het lager onderwijs? Je moet beginnen bij de basis. Als het daar fout loopt, valt er nadien nog weinig recht te trekken. Je ziet dat nu bijvoorbeeld ook bij gelijke onderwijskansen. Die probeert men nog te realiseren in het secundair onderwijs, maar dan is het natuurlijk te laat.”
Eén van de redenen waarom de onderwijsopleiding in Vlaanderen volgens Van Damme ondermaats scoort, is dat er te weinig aandacht is voor onderzoek. En dat terwijl het van levensbelang is om goed te meten, stelt de onderwijsexpert. “Een kwalitatieve, professionele school moet weten waar haar leerlingen staan, individueel maar ook ten opzichte van andere scholen. Ze moet kunnen evalueren of leerlingen al dan niet vooruit gaan. In Vlaanderen ontbreekt het daarvoor niet alleen aan de juiste scholing, maar ook aan de goede instrumenten.”
Er zijn de eindtermen, maar die leggen de lat wel bijzonder laag, ziet de onderzoekspedagoog. “Voor begrijpend lezen worden de eindtermen voor het basisonderwijs bijvoorbeeld al behaald door de helft van de leerlingen van het vierde leerjaar. De leerplannen zouden verder moeten gaan dan het minimum, maar ook daar zie je dat de doelstellingen worden aangepast naar de ondergrens toe. Naar mijn mening zouden zowel eindtermen als leerplannen een evaluatieperiode moeten doorlopen vooraleer ze opgelegd worden.”
“Maar goed, mijn punt is: zelfs op niveau van de leerplannen kan een school niet nagaan of haar leerlingen vooruitgang maken. Zoiets vraagt toetsen die aan elkaar gekoppeld zijn. Je moet niet telkens een nieuwe toets ontwikkelen, je moet een reeks toetsen hebben die jaar na jaar de prestaties opmeten en tendensen kunnen aangeven. Dat soort instrumenten gebruiken onze Vlaamse scholen niet; de onderwijskoepels en de overheid evenmin.”
Internationaal onderzoek
Algemeen lijkt het onderwijs in Vlaanderen weinig vragende partij om evoluties te meten. “Een tiental jaar geleden heeft Vlaanderen voor het eerst deelgenomen aan het PIRLS onderzoek rond begrijpend lezen. In 2016 gebeurde dat opnieuw. De resultaten zijn redelijk alarmerend. Wist je dat ik destijds met mijn eigen onderzoekscentrum de deelname aan die studie heb gefinancierd? De Vlaamse overheid was niet geïnteresseerd. Waren we toen niet op eigen initiatief ingestapt, dan hadden we ook daar nu nog met een blinde vlek gezeten.”
Wat Van Damme bovenmate ergert, is dat er weinig wordt gedaan met de resultaten van dergelijke studies. “Men zoekt amper naar redenen. Een test die slecht uitdraait, wordt afgedaan als ‘een slechte test’. Of een goede uitslag als die van PISA voor wiskunde bij 14- en 15-jarigen wordt aangewend om de mindere resultaten bij jongere kinderen te relativeren. Alsof ze die achterstand later wel zullen inhalen. Maar zo werkt de onderwijslogica niet.”
HANDBOEKEN
Illustratief voor het gebrek aan onderzoek
Nog een terrein waar heel wat waardevol materiaal wordt verzameld en vervolgens onderbenut, is het domein van de handboeken, geeft Van Damme aan. “Ikzelf heb tweemaal een groep van 6000 kinderen en jongeren gevolgd doorheen het onderwijs. Daarbij hebben we ook heel wat gegevens verzameld over de gebruikte onderwijshandboeken. Maar ik kan me niet herinneren dat er ooit opdracht is gegeven om met die data ook effectief iets te doen.”
In Nederland wordt er wel wat meer onderzoek gedaan naar de effecten en kwaliteiten van handboeken, signaleert de onderwijsspecialist. “Ik heb onlangs nog uitgebreid gesproken met een Nederlandse professor die diepgaand onderzoek doet naar begrijpend lezen. In haar studie concludeert ze bijvoorbeeld dat de werk- en invulbladen die zo populair zijn in handboeken voor de lagere school, geen enkele meerwaarde hebben voor het niveau van begrijpend lezen.”
Kiesdruk
“Om maar aan te geven hoe zinvol en belangrijk onderzoek is”, wijst Van Damme aan. “Maar als ik aan uitgevers vraag: ‘Zijn jullie auteurs vertrouwd met het wetenschappelijk onderzoek rond onderwijs in hun vakgebied?’, dan is het antwoord ‘nee’. Zopas zijn de nieuwe eindtermen voor de eerste graad van het secundair onderwijs ingevoerd. Dat betekent dat de leerplannen zich moeten aanpassen. En dus moeten ook de uitgevers van handboeken daarin mee. Binnen het jaar tijd moet er een nieuw handboek op tafel liggen. Op het moment dat een school of een leerkracht zijn keuze moet maken, is er dus nog niets bekend over de kwaliteit van de verschillende handboeken. Ik hoef er verder geen tekening bij te maken.”
“Waarmee ik niet wil zeggen dat de kwaliteit van onze handboeken slecht is”, nuanceert Van Damme. “Die zit volgens mij in het algemeen nog wel vrij goed. Het is wellicht een van de redenen waarom we het er op vlak van wiskunde nog vrij goed van afbrengen. Maar het is voor mij wel weer een symptoom van hoe weinig professioneel het er in ons onderwijs aan toegaat. We voeren een amateuristisch beleid. Ik moet het zo wel benoemen. Met spijt in het hart, maar: het is tijd dat er mensen wakker worden.”